Onder de huidige regeling kan het kapitaal, dat aandeelhouders hebben ingebracht in de vennootschap (middelsstorting in geld of in natura), belastingvrij terug uit de vennootschap gehaald worden door een kapitaalvermindering.
Dit kapitaal kan men in de toekomst nog steeds belastingvrij uit de vennootschap halen, maar slechts op langere termijn, in ultimo bij vereffening.
Vanaf 2018 wordt er namelijk een complexe regeling ingevoerd, waardoor een kapitaalvermindering fictief telkens gepaard gaat met een pro rata uitkering van de reserves.
Op een deel van de kapitaalvermindering zal aldus 30 % roerende voorheffing worden ingehouden, alsof men een dividenduitkering heeft gedaan.
Een eenvoudig voorbeeld: de vennootschap heeft een kapitaal van 100.000 euro en beschikbare reserves van 200.000 euro. In dat geval zal een kapitaalvermindering van 60.000 euro een gedeeltelijke belasting ondergaan. Met name 30 % roerende voorheffing wordt verschuldigd op 40.000 euro ➔ taxatie van 12.000 euro. Het saldo van 20.000 euro wordt belastingvrij uitgekeerd.
Het kapitaal van 40.000 euro dat zo in feite belast wordt uitgekeerd, kan dan pas in latere fase belastingvrij worden uitbetaald bij liquidatie.
(er zijn wel wat uitzonderingen, zoals liquidatiereserves en wettelijke reserves die niet moeten meegeteld worden in deze pro rata berekening)
Deze nieuwe regeling is niet van toepassing op kapitaal dat werd gevormd in 2013/2014 door middel van vastgeklikte reserves (art. 537 WIB 92) waarop reeds 10 % werd betaald.
De regeling treft voornamelijk personen die in persoonlijkenaam aandeelhouder zijn.
Het is aldus raadzaam te bekijken of een kapitaalvermindering 2017 aangewezen is. Dit is geval per geval te bekijken, want het lijkt ons enkel verdedigbaar indien de solvabiliteits- en liquiditeitspositie van de vennootschap daardoor niet te zeer wordt aangetast.Voor vennootschappen die over weinig geviseerde reserves zouden beschikken is hier mogelijks geen noodzaak toe.